In de 19e eeuw is het tijdens de dinsdagse weekmarkt, in het doorgaans wat slaperige Eindhoven, een drukte van belang. Kooplustige dorpsbewoners uit de omtrek komen naar Eindhoven en van heinde en ver worden landbouwproducten – vooral boter – naar de stad gebracht. In manden, op de rug, met de hondenkar of op de typische Brabantse hoogkar.

Iedereen vindt zijn weg naar de Markt, waar de waren wordt uitgestald rond twee reusachtige lindebomen, maar ook tot in de straten rondom de Markt. Het is druk door kooplustigen, maar ook door de toeloop van bedelaars. Bedelen is in de loop der tijd een ware plaag geworden, waar de overheid paal en perk aan tracht te stellen. Met weinig succes mede omdat tegenover allerlei verboden weinig constructiefs staat.